We letten altijd vooral op wat er niet goed gaat. Vergaderingen gaan over problemen, het belangrijkste nieuws gaat over rampen, ongelukken en mensen of organisaties die een fout hebben gemaakt. Ook onze gesprekken gaan meestal over wat er niet goed gaat. Dat komt omdat ons brein geprogrammeerd is om als eerste te letten op risico’s en gevaren. Die kunnen immers fataal zijn voor je. Mooie kansen zijn ook interessant, maar pas als alle gevaren zijn afgewend.
Dit is heel lang handig geweest om te overleven. Maar tegenwoordig gebeurt er zoveel op een dag en er zijn zoveel prikkels en contacten, dat je nooit klaar bent met alle ‘bedreigingen’. Er is altijd wel iets wat nog niet af is of wat niet is verlopen zoals je had gewild. Daardoor zie je vaak niet meer wat er goed is aan jou, je dag en je leven. Je brein is gewoon te druk met alles wat niet goed is.
Binnen de positieve psychologie (een tak van de psychologie) ontstond het idee om te kijken naar successen en hoe mensen dit voor elkaar hebben gekregen. Als je dit weet, kun je het ook gebruiken bij andere onderwerpen. Of bij mensen die op dat punt iets willen verbeteren. Deze benadering zorgt voor meer vertrouwen en duidelijke handvatten. Je gebruikt dingen waarvan je al zeker weet dat ze werken en passen bij jouw situatie, omdat ze eerder succesvol zijn gebleken. Een ander vragen naar dat-wat-al-goed-is, zorgt vaak ook voor een veel leuker en positiever gesprek. Maar de meeste mensen hebben hier nog weining ervaring mee.
Hoe doe je dit?
Je kunt dezelfde vragen gebruiken die je gebruikt om uit te pluizen waarom iets niet goed ging:
- Wat gebeurt/gebeurde er dan precies?
- Hoe kwam dat?
- Door wie kwam het?
- Waarom gebeurt dat juist nu/hier?
- Wat kunnen we daarvan leren?
Tip: wanneer je ergens verder mee wilt komen, zijn vragen als ‘hoe komt dat precies?’ extra belangrijk. Je wilt begrijpen hoe het werkt, zodat je dit vaker kunt gebruiken.